Door Heidi van Ingen, de moeder van Indy
Indy is vier jaar, het is de hoogste tijd voor school. De gewone school, net als de kinderen in de buurt. Indy is slim én hij heeft downsyndroom. Indy is gewoon een leuk, actief en ondeugend jongetje met een eigen wil. En een goed stel hersens. Indy ontwikkelt zich, groeit, wil weten hoe het zit. In ons gezin leert hij wíllen, wéten en dóen. Met een zekere spanning, maar met vooral vertrouwen in zijn capaciteiten, gaat hij in september starten op school. Dag mooie tijd van Early Intervention. Het Early is weg, Intervention zal gelukkig altijd blijven.
Hóe heeft Indy geleerd en wát heeft hij geleerd? Indy heeft veel kennis, vaak zelfs meer dan leeftijdgenootjes uit de buurt. Hij kan zinnetjes lezen, kan tellen tot twintig en kent aantallen. Hij kan kleuren benoemen en ook vormen. Hij kan bekers van groot naar klein zetten. Hij kan geconcentreerd werken aan tafel. Hij kan opdrachtjes uitvoeren. Hij kent regels en grenzen. En natuurlijk worden die met voeten betreden, maar hij ként ze wel. Door zijn manier van leren heeft Indy het hele gezin geïnspireerd. Daardoor kunnen we hem veel teruggeven. Hij krijgt ons vertrouwen, aandacht, liefde, heel veel liefde. En kennis. We vinden hem meer dan de moeite waard om hem kennis te geven. Van taal, van woorden, van begrippen, van cijfers en aantallen. Van wat wel kan en niet kan. Hoe het werkt. Indy heeft meer tijd nodig om te verwerken, maar hij wéét het daarna wel!
We laten zijn downsyndroom niet toe hem in alles te beperken. Indy gaat vooruit: emotioneel, sociaal en cognitief. Dus wat is nu beperkt? Indy staat in het hier en nu, hij kan wat hij kan, hij leert, dus hij ontwikkelt zich. Een beperking is niet meer dan een meting met andere leeftijdgenootjes, maar wat schiet Indy daarmee op? Indy gaat flink vooruit, dát telt!
Het is niet vanzelf gegaan. We zijn gaan lezen én direct aan de slag gegaan. Met het Grote Boek over Kleine Stapjes. Maandelijks pronkte een nieuw lijstje met dagelijkse oefeningetjes aan de muur, waarbij het hele gezin werd ingezet. We leggen hem dingen uit. Dit is een stoel, een tafel en een bank. Wil jij je schoenen pakken, Indy? Hé, dat is een banaan en dat is meloen. Wat wil jij op brood, hagelslag of pindakaas? Het hele gezin leerde een nieuwe taal, gebarentaal. Zodat Indy ons tóch kan vertellen wat hij wil, ondanks zijn gebrekkige spraak. We leerden hem twee of drie woord zinnetjes communiceren, in gebarentaal. Stampend 'chocola' eisen voldoet niet. Hij kán netjes gebaren: ik wil chocola. Dus verwachten wij dat ook. En dan krijgt hij zijn antwoord!
Hij deed mee met de muziekles met andere peuters, gaat nog steeds iedere week zwemmen, gymmen en sinds kort zelfs tuimeljudo. En natuurlijk gaat Indy naar de peuterspeelzaal uit de buurt. Daar wordt hij goed begeleid in zijn gedrag. Hij leert wachten op zijn beurt, in de kring zitten en iets vertellen. Haren trekken en zand gooien is niet leuk. Als je toch een foutje maakt, bied je je excuses aan. Doortrekken doe je pas ná het plassen. Van klei kan je alles maken, verven is leuk om te doen, maar een kwast hoort niet in je mond. Samen doktertje spelen, als het andere kindje dat ook wil. Samen met het poppenhuis, maar nee, afpakken mag niet. Je kunt het wel vrágen.
Ook thuis zijn er volop leermomenten. Zelf de trap op, dat is één, dat is twee, dat is drie enzovoort. Zelf naar beneden, dan maar vijf minuten extra ervoor uittrekken. Zelf uit- en aankleden bij het douchen. Met een krukje zelf op de wc gaan zitten en het bad in kruipen. Natuurlijk pakken we hem ook wel eens op en kleden we hem even snel aan, maar het is een kwestie van het belangrijk vinden om er toch tijd voor te maken. De meeste momenten van Early Intervention spelen door de dag heen. Maar alleen als je weet aan wélke doelen je werkt, ga je er gericht mee aan de slag. Om het eenmaal te doen, vergt het weinig extra tijd. Vooral oplettendheid.
En natuurlijk werken we ook gericht op de grond of aan tafel. We leren Indy thuis te concentreren op werkjes. We leren hem van boeken houden, we gaan naar de bibliotheek en lezen veel voor. We leren hem werken aan leuke maar soms ook minder leuke werkjes. We leren Indy open te staan voor nieuwe dingen, die soms best eng zijn.
We zijn zeer actief aan de slag gegaan met de Leespraat-methode. Na een half jaar doorzetten sloeg het aan. We kunnen er nu alle kanten mee op. We leren hem letters, woorden en zinnen. We leren hem denken en beter spreken. Hij staat er nu helemaal voor open. Ik merk dat mensen vaak niet echt kunnen voorstellen wat hij allemaal kan. Maar als hij dan spontaan iets leest, staat menigeen versteld. Dat slecht sprekende kleine mannetje van nèt vier jaar leest gewoon een zin met vijf woorden! 'Indy gaat samen (met) papa (naar) Jan Klaassen!' Feest! Indy snapt het plan!
Ook werken we aan voorbereidend rekenen volgens de Rekenlijn. De eerste maanden waren de oefeningen kort, want hij moest er weinig van hebben. En opeens viel het kwartje en kreeg hij er plezier in. Hij gebruikt het nu de hele dag. Ziet overal aantallen en cijfers. Hij kent de cijfers tot twintig, de aantallen, de volgorde, hij leert ze zelfs uitspreken, lezen en schrijven. Indy voelt zijn vooruitgang en merkt direct wat hij ermee kan. In het bos gooit hij tellend twintig dennenappels, geweldig toch? Dat geeft hem motivatie meer te willen. En wij voorzien hem.
Om Indy te helpen bij zijn ontwikkeling, bij het wíllen leren en het kunnen denken, ben ik aan de slag gegaan met de Feuerstein-methodiek van Stibco. Dat opent een wereld, vol mogelijkheden. Dat heeft aangezet tot verandering. Ik start volgend jaar mijn vierde leerjaar bij Stibco en ondanks dat het veel vergt, brengt het meer. Ik heb geleerd hoe ik bij Indy kan aansluiten. Hoe ik hem altijd een stap verder kan helpen. Ik werk vanuit zijn beleving. Hij krijgt mijn vertrouwen en durft nu met me op pad te gaan en moeilijke dingen te doen. Indy gaat goed voorbereid naar school. Indy krijgt niet alleen een rugzakje maar een volle rugzak vol bagage mee naar school.
Natuurlijk is het niet één groot succesverhaal. Ook ik heb dagen met tegenzin, met het niet vooruitkomen. Dagen met een té volle agenda. Niet meer weten hoe ik het moet oplossen. Vermoeid. Bergen werk zien en alleen maar op de bank willen liggen, heimelijk zappend naar een slappe serie en het toch nooit doen. Ik ben vaak gevallen. En weer opgestaan. De dip is altijd kort, het brandend vuurtje kan niet doven. En het is heel sterk de vraag wie er hier het meest heeft geleerd. Is het Indy, of…….?
• Kleine Stapjes, inclusief de schoolse vaardigheden van de Stichting Downsyndroom